Na de opleiding aan de koninklijke Academie, afdeling Monumentale Vormgeving in ’s Hertgenbosch te hebben afgesloten, kreeg zij in 1971/72 de kans deel te nemen aan de leergang Kunststoffen van TNO in Delft. Daar maakte zij kennis met de mogelijkheden en eigenschappen van acrylaat.
Van Schaijk borduurt nu inventief voort op het opwaartse lijnenspel van haar vroegere monumentaal waterobject van staal uit 1990, en stort zich mentaal in een gotische avontuur. Het virtueel aftasten van de hemel, het overdrachtelijk oprichten en het concreet verheffen nemen gaandeweg een enorme vlucht. In essentie schept ze al slijpend en schurend, kleine kathedralen van kunststof`.
Ze kiest, ook bij de strakke sokkels, bewust en gedecideerd voor eenvoud, helderheid en transparantie.
Het in wezen oeroude basismateriaal acrylaat komt voort uit inktzwarte aardolie maar fungeert in handen van Van Schaijk als geraffineerde drager én verrassende vanger van licht. Object én weerspiegelde omgeving worden, soms in combinatie met het element water, mysterieus één. Af en toe brengt ze bij wijze van contrapunt in het geslepen materiaal flinterdunne kleurige lijnen aan. Het zijn minimale ingrepen met verstrekkende visuele gevolgen.